[home][inhoud site][Inhoud bovenbouw][practicum][links]


©scholte/marree2000 (bijgewerkt in 2009)

Veldwerk voor havo en vwo

tweede fase

havo domein B1

vwo domein B1

lijn groen

Inhoud

Het onderzoeksgebied van Scholengroep Cambium

Onderzoekstechnieken

Vegetatieonderzoek

Wateronderzoek

Abiotische factoren

Verslag van het veldwerk

lijn groen 

Het onderzoeksgebied

Komgrondenreservaat Het Broek te Waardenburg

Het veldwerk heeft als doel te onderzoeken wat het effect is van verschraling (= minder voedselrijk maken) van de bodem op de plantengroei en op de kwaliteit van het water in de sloten van het gebied.

Komgronden zijn de laagst gelegen stukken land tussen de grote rivieren. In de tijd dat er nog geen dijken waren, is er veel rivierklei afgezet. De komgronden waren het grootste deel van het jaar zo nat dat er alleen moeras met riet en moerasbos te vinden waren.
De komgronden in het land van de grote rivieren zijn heel lang arme en weinig ontwikkelde gebieden geweest. Tot 1940 waren het agrarisch gezien nog probleemgebieden. De kleibodem was heel moeilijk te bewerken en zo dicht van structuur dat er bijna geen water doorheen kon waardoor het er vaak erg drassig was.

Indeling van het gebied

Zie googlekaart >>

gebied

De weilanden

Om de weilanden botanisch en voor weidevogels aantrekkelijk te laten zijn, is een hoog waterpeil nodig, hoger dan in de omringende polder. De lage delen van het reservaat staan 's winters onder water. Er verblijven dan veel weidevogels (o.a. kievit, wulp), eenden (o.a. smient, wintertaling) en ganzen. 's Zomers is het peil iets lager.
In het voorjaar vallen de ondergelopen terreinen geleidelijk droog, maar blijven wel vochtig. Deze graslanden zijn in trek als broedplaats voor weidevogels en eenden. In die tijd staan ook vele plantensoorten als koekoeksbloem, ratelaar, margriet en verschillende zeggesoorten in bloei. Veel van deze planten komen alleen voor op graslanden die niet of nauwelijks worden bemest, de schraalgraslanden.

Niet alleen het waterpeil, ook de kwaliteit van het water is van belang. De bodem moet onbemest of hooguit erg licht bemest zijn. Er wordt niet bemest en er wordt niet tegen onkruid gespoten.

Het gebied is in kavels verdeeld (zie kaartje).

  • Kavels 1 t/m 23

    Dit zijn velden die al sinds 1959 onder beheer staan van staatsbosbeheer (SBB). Hierop worden sindsdien geen (kunst)mest en of bestrijdingsmiddelen meer gebruikt en ze worden niet meer begraasd door vee.
    De weilanden worden gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd.

    De kavels 1 t/m 15 werden oorspronkelijk pas na 15 juni gemaaid, de kavels 16 t/m 23 werden eerder gemaaid. In de loop van de jaren is het beheer af en toe veranderd om beter het gewenste effect, oorspronkelijke komgronden, te bereiken

  • Kavels 24 t/m 29

    Dit zijn velden die sinds 1995 in het bezit zijn van SBB. Deze velden werden tot die tijd nog bemest, bespoten en begraasd. In de winter van 95/96 zijn de sloten hier afgegraven.

  • Kavels 31 t/m 34

    Het gaat hierbij om het gebied dat vlak langs de snelweg A15 ligt aan de noordzijde van het natuurgebied (kavel 33). De bedoeling van dit gebied is om het totaal te laten verruigen (natuurontwikkeling). Hier wordt dus in principe niets aan gedaan, hooguit zeer zelden begraasd door een of een paar koeien.

  • Kavels 37 t/m 41

    Dit zijn weilanden die aan de zuidwest rand van het natuurgebied liggen. Sinds 1993 zijn deze niet meer bemest en bespoten. Op sommige kavels graasde in het begin nog af en toe jongvee, maar tegenwoordig gebeurt dat niet meer.

De sloten

Het gebied is wat betreft het waterbeheer volledig afgesloten van de omringende polders. Sinds 1994 wordt spoelwater van het pompstation van het waterleidingbedrijf het natuurgebied ingepompt, Dat water is alleen gebruikt om de filters te spoelen en heeft vrijwel de kwaliteit van drinkwater. Met dit water probeert men het natuurreservaat als het ware "schoon te spoelen". Daardoor hoopt men dat de sloten in het gebied ook minder voedselrijk en daardoor beter van kwaliteit worden.

lijn groen

Onderzoekstechnieken

Vegetatie-onderzoek

Wateronderzoek

lijn groen

Vegetatie-onderzoek

Bij vegetatie-onderzoek houdt men zich met twee vragen bezig:

  • welke verschillen zijn er tussen de vegetatie "hier" en "daar"?
    en
  • hoe kunnen die verschillen verklaard worden , waar hangen die verschillen mee samen?

De vegetatie in een bepaald gebied zegt veel over bepaalde abiotische factoren die in het gebied een rol spelen. Zo zijn er bijvoorbeeld planten die alleen voorkomen op stikstofarme (nitraatarme) grond . Deze planten kunnen we dus gebruiken als indicator voor het schatten van het nitraatgehalte (en dus de voedselrijkdom) van de grond.

Door in een gebied vegetatie-opnames te maken en daarmee te bepalen welke soorten en hoeveel verschillende soorten (diversiteit) voorkomen, kan een inschatting gemaakt worden van de abiotische factoren in dat gebied.
Binnen een bepaald weiland hoeven de abiotische factoren niet overal gelijk te zijn. Zo kunnen er bijvoorbeeld kleine hoogteverschillen zijn, waardoor planten meer of minder water ter beschikking hebben, of bomen langs de randen staan (minder licht) of sloten doorheen lopen.
Ook betreding (biotische factor) van het gebied of een deel van het gebied door mensen of dieren heeft invloed op de plantengroei. Sommige planten kunnen daar door hun bouw erg goed tegen terwijl andere soorten daar juist erg gevoelig voor zijn.

Opdrachten:

terug naar inhoud

lijn groen 
Wateronderzoek

Aan de hand van kleine waterdieren (de zogenaamde macrofauna), die in het water voorkomen, kan vrij nauwkeurig de kwaliteit van het water worden bepaald. Het aantal soorten (de soortenrijkdom of diversiteit) dat in het water voorkomt, zegt al veel. Verder is van bepaalde soorten (indicatorsoorten) bekend dat ze alleen in schoon water voorkomen .

Door te bepalen welke soorten organismen in het water voorkomen, kan dus iets gezegd worden over bepaalde (abiotische) factoren die een rol spelen. De hier gebruikte methode geeft indirect informatie over de hoeveelheid voedingsstoffen in het water voorkomen.
In verontreinigd water zijn extra voedingsstoffen toegevoegd (eutrofiëring). Dit kan bijvoorbeeld komen door lozing van rioolwater en door uitspoeling van meststoffen. De organische stoffen uit rioolwater worden door bacteriën afgebroken tot anorganische stoffen, die op hun beurt weer door planten opgenomen kunnen worden. Door de extra voedingsstoffen neemt de algengroei sterk toe, waardoor het zuurstofgehalte van het water vooral 's nachts sterk kan dalen. Door de verontreiniging is er geen evenwicht meer.

Aan de hand van chemisch onderzoek kan vastgesteld worden in welke hoeveelheden bepaalde stoffen in het water voorkomen Voor het onderzoek zijn vooral het gehalte aan nitraat, fosfaat en ammonium van belang.

Opdracht: Biologische bepaling van de waterkwaliteit - techniekkaart 8.6

terug naar inhoud

lijn groen

Enkele chemische en fysische eigenschappen van bodem en water

Abiotische factoren

Zuurgraad

Het is moeilijk om direct verband aan te geven tussen zuurgraad en het voorkomen van een plant of dier. De zuurgraad van de bodem is vooral van belang voor bepaalde soorten bacteriën die in de bodem voorkomen, bijvoorbeeld de nitrificerende bacteriën die ammonium omzetten in nitraat. Als de grond te zuur wordt voor deze bacteriën en deze hun werk dus niet kunnen doen, heeft dit ook effect op de aanwezige planten en dieren

Temperatuur

Temperatuur is vooral van belang omdat het zuurstof gehalte van het water hiermee samenhangt. Hoe warmer het water, hoe minder zuurstof erin voorkomt. Verder kunnen bepaalde bacteriën alleen bij bepaalde temperaturen pas tot ontwikkeling komen (denk bijvoorbeeld aan de botulisme veroorzakende bacteriën).

Fosfaatgehalte

Van nature komt fosfaat in verschillende concentraties in de grond voor. Zo bevatten zand- en veengronden weinig en kleigronden juist veel fosfaat. In de grond kan het fosfaat gebonden worden aan de gronddeeltjes. Is de grond echter verzadigd met fosfaat dan zal extra fosfaat niet meer worden gebonden en daardoor uitspoelen. Dit fosfaat komt dan terecht in het water.
Fosfaat is voedsel voor planten. Zowel teveel als te weinig fosfaat in het water heeft zijn effecten op de plantengroei. Te veel fosfaat kan in een sloot bijvoorbeeld leiden tot een sterke groei van bepaalde waterplanten (de zogenaamde waterbloei) en als gevolg hiervan tot het afsterven van grote hoeveelheden water organismen.

Nitraatgehalte

Nitraat is net als fosfaat voedsel voor planten, Ze hebben dit nodig om van glucose eiwitten te maken (stikstofassimilatie).
Nitraat wordt niet door de bodem gebonden. Als het niet direct door planten wordt opgenomen, wordt het uitgespoeld en komt het in grondwater of slootwater terecht. Eenmaal in het grondwater kan dit gevaar op leveren voor de gezondheid van organismen die in het water leven en/of ervan drinken.

Licht

De diepte tot waar zonlicht kan doordringen in het water is afhankelijk van kleine, in het water zwevende, elementen als algen en kleideeltjes. Hoe meer van die zwevende deeltjes des te minder diep komt het zonlicht dat noodzakelijk is voor plantengroei. De troebeling en beschaduwing zijn belangrijke factoren die bepalen waar en tot welke diepte plantengroei mogelijk is.

terug naar inhoud

lijn groen
Verslag van het veldwerk

Van het veldwerk moet een poster of een verslag gemaakt worden.

De poster of het verslag moet overzichtelijk zijn ( met duidelijke subtitels) en makkelijk te lezen.
De resultaten moeten in overzichtelijke tabellen en grafieken weergegeven worden. een poster moet er ook aantrekkelijk uitzien en uitnodigen tot lezen.
Zie
techniekkaart 9.5: poster of techniekkaart 9.1: verslag

De poster of het verslag moet de volgende onderdelen bevatten:

Titel (waarin meteen duidelijk wordt waar het onderzoek over gaat)

Inleiding

  • Korte beschrijving van het onderzoeksgebied
  • Vermelding onderzochte kavels + beschrijving

    Let op! Geen tekst(en) uit bronnen letterlijk overnemen.

Doel van het onderzoek

Werkwijze

  • Vermelding onderzoeksmethode (manier waarop de gegevens verzameld zijn)
  • Datum onderzoek
  • Verantwoording van de manier van verwerken van de gegevens (naam methode, welke statistische toetsen, achtergrond kwaliteitsbeoordeling)

Resultaten

  • Verschillen tussen de onderzochte weilanden/sloten die op het oog te zien waren
  • Meetresultaten
    Zoveel mogelijk in overzichtelijke tabel(len)
    Als je een poster maakt, kunnen de tabel(len) met meetresultaten als bijlage ingeleverd worden.
  • Verwerkte resultaten
    Zoveel mogelijk in tabel(len) en grafiek(en).
  • Resultaten van de statistische verwerking (in een tabel en/of grafiek)
  • Kaartjes met een vegetatie-opname per onderzocht gebied
  • Relevante gegevens uit de ecologische flora

Nabespreking met de conclusie(s) en literatuurverwerking

Bronvermelding

Per groep mag één poster ingeleverd worden, mits een duidelijk overzicht wordt ingeleverd waarin precies aangegeven is wat ieder groepslid heeft gedaan.

Het niet bijleveren van zo'n overzicht heeft consequenties voor het cijfer!

terug naar inhoud

lijn groen

inhoud bioplek 

  [home]
[probleemkaarten] [techniekkaarten] [links] [bioplekplaatjes] [mailformulier] [info] [citaten] [tweede fase]